inleiding
|
Ooit heb ik een SEM25 zendontvanger gehad en deze weer verkocht. Hier heb ik achteraf best spijt van. Het is een sta-in-de-weg, te zwaar, te onpraktisch en tegelijkertijd wel erg leuk. Ik heb een passie voor apparaten die inventief zijn en in het bijzonder die degelijk gemaakt zijn. De SEM25 kwalificeert hier prima aan.
|
aanschaf
|
Toevallig was ik bij http://www.elektrodump.nl in Emst en zag daar een SEM25 staan. We raakten er over aan de praat en het bleek dat deze kapot zou zijn. Omdat reparatie tijd en geld kost is de SEM25 daarom even "geparkeerd". Na overleg zijn we er uit gekomen dat ik de SEM25 (van 16 januari 1971) mee zou nemen voor een schappelijke prijs. Een reparatie kan het vervangen van een zekering zijn, maar het kan ook zijn dat de binnenkant "omgetoverd" is tot een laagje as (bij wijze van spreken). Kortom, kapot verkopen zou waarschijnlijk minder energie en geld kosten dan repareren. Iedereen blij, en zo is de SEM25 mee gegaan in de achterbak van de auto. Er zat een papiertje op met de tekst dat er een motor niet zou lopen, het lampje het niet zou doen met als laatste zin: "Doet niets". Als alleen een motor het niet doet, is het lastig. Een doorgebrande motor is lastig te vervangen omdat motoren vaak vrij specifiek zijn qua type. Als óók het lampje niet brand wordt het gelukkig interessanter, dan moet er meer aan de hand zijn. Dat het apparaat helemaal niets zou doen, maakt het geheel véél makkelijker. Fouten die af en toe optreden zijn lastig omdat je moet wachten op de fout en als het (even) optreed moet je de oorzaak ten tijde van de fout op kunnen sporen.
Het keuringslabel op de behuizing.
|
documentatie
|
Het voordeel van leger apparatuur is dat het, over het algemeen, goed gedocumenteerd is. De SEM serie is uit de jaren '60 /'80, dus eigenlijk vrij recent. Omdat de apparatuur in grote aantallen gemaakt is, is er vrij veel informatie van deze apparatuur te vinden. Binnen een uur snuffelen op internet had ik de gebruikershandleiding met service gegevens en schema's. Dat is een goede start.
|
fout zoeken
|
De SEM25 is op de werkbank beland en het speuren naar de fout kan beginnen. Gelukkig is het apparaat modulair gebouwd dus eigenlijk zijn het gekoppelde bouwstenen. Makkelijker zou zijn als er een tweede SEM25 was, dan kunnen er modules worden uitgewisseld om te kijken in welke module de fout zit. (Er van uitgaande dat er maar één module kapot zou zijn.) Alle stappen van testen zijn beknopt op papier gezet om overzicht te houden. Vooralsnog lijkt het probleem zo eenvoudig dat foto's niet nodig zijn, dit kan helpen om achteraf soms meer informatie te geven van iets dat in de eerste instantie over het hoofd gezien is. De eerste stap was om de zekeringen te controleren. Beide zekeringen Si1 en Si2 zijn in orde en van de juiste waarde, dus hier lijkt niets bijzonders aan. Wel is opgevallen dat de connector voor 24VDC een lichte vlek vertoont rond één pen en de pen aangetast lijkt te zijn. Dit wekt het vermoeden van kortsluiting. Sterker nog, omdat de stekker niet ondersteboven geplaatst kan worden en een dergelijke afdruk van kortsluiting onmogelijk is door de vorm, is er sterk het vermoeden dat er losse klemmen op de pennen geplaatst zijn. Verkeerd om aansluiten van de polen (+ en -) is te verwachten. Voor de volledigheid: de middelste pen is +24VDC en de bovenste pen is de massa voor de voedingsspanning.
Een labvoeding is (op de juiste manier) aangesloten op de 24VDC pennen. Bij het opdraaien van de spanning (en het apparaat op [AUS] staat; uitgeschakeld) schiet de stroommeter meteen naar maximale stroom, dus het vermoeden van kortsluiting wordt bevestigd. Om te bepalen waar de kortsluiting is, wordt de methode van elimineren toegepast. Net zoveel onderdelen verwijderen totdat het probleem weg is, is het makkelijkst. Het apparaat bestaat uit drie "kasten" die verbonden zijn met twee kabels. Het bedieningspaneel en de bovenbouw (zendontvanger) zijn beiden met een eigen kabel verbonden met de onderbouw (voeding). De bovenbouw en bediening zijn met de kabels verwijderd.
Bij het opschroeven van de spanning is er nog steeds kortsluiting bij een minimale spanning. De voorlopige conclusie is dat er minimaal één fout in de onderbouw is. De onderbouw is door middel van het verwijderen van zes schroeven geopend. Op het eerste gezicht is er geen signaal van bijzonderheden. Er is geen geur van "verbrande" elektronica en er zijn geen sporen van afwijkingen visueel waar te nemen. In de onderbouw zijn (naast draden) drie modules te vinden. Een relais module en twee voedingsmodules. Bij het verwijderen van de relais module is de kortsluiting verdwenen. Bij het terug plaatsen van de relais module en bij het verwijderen van de voeding voor de eindtrap is de kortsluiting ook verdwenen. Met andere woorden, de kortsluiting zit in de voeding voor de eindtrap. De module is verwijderd voor nader onderzoek.
|
voeding van eindtrap
|
Op onderstaande afbeelding is de voeding van de eindtrap zichtbaar. De kap is voor de foto verwijderd. Met een zwarte stift is er tekst aanwezig dat er oorspronkelijk niet hoort, dit zijn al markeringen van het onderzoek naar de fout.
De voeding is zeer degelijk gebouwd. Materiaalgebruik is van topkwaliteit. Stekker met vergulde pennen en condensatoren van optimale kwaliteit. De kabelboom is netjes samengeknoopt en vast gezet. Elk component is aangegeven met een codering hetgeen heel prettig is! Op de bouw is, naar mijn mening, niets aan te merken.
De voeding bestaat uit twee schakelingen. De ene schakeling maakt van 24VDC diverse hoogspanningen voor de eindtrap waaronder (twee keer) 150VDC. De ander schakeling maakt van 24VDC een geschikte gloeispanning.
De schakeling van de voeding van de gloeispanning is hierboven afgebeeld. Het is een vrij eenvoudige schakeling. De functie is van 24VDC voedingsspanning een geschikte stabiele gloeispanning te maken. Het rechter deel (na de pennen) representeren de drie buizen (met samen vier gloeidraden). Deze gloeidraden moeten gevoed worden. Er wordt 24VDC aangevoerd dat gestabiliseerd wordt door middel van drie transitoren. De meest linker transistor is qua werkpunt in te stellen door middel van een variabele spanningsdeler. Weerstand R13 is instelbaar en bepaalt de gewenste werkspanning van de gloeidraden. Deze transistor stuurt de middelste die op zijn beurt de meest rechter (vermogens) transistor stuurt. Deze laatste transistor regelt de spanning tussen de gloeidraden en vermogensweerstand R9. Als de voedingsspanning van 24VDC daalt, zal de schakeling zo regelen dat er minder vermogen om wordt gezet in warmte en de gloeispanning stabiel blijft. Oftewel, het overschot aan spanning wordt als warmte weg gestookt in weerstand R9. Het is naar huidige maatstaven primitief, maar betrouwbaar en doeltreffend.
Op te merken is dat er een fout in de originele documentatie staat. Aansluiting 83 zou met pen "M" verbonden zijn. Dit klopt niet. Pen "M" is aansluiting "83" en aansluiting "83" is pen "R".
De schakeling hierboven is de voeding van de hoogspanning ten behoeve van de elektronenbuizen. De (beknopte) werking is als volgt: Via transistor Q7 wordt de aangevoerde 24VDC spanning op een primaire spoel van trafo T2 gezet. Door de schakeling aan de linker kant gaat het geheel oscilleren. Oftewel wordt de spanning over de primaire spoel aan en uit gezet. Doordat hierdoor een blokgolf ontstaat, gaat de trafo een magnetisch veld opbouwen waardoor de trafo werkt. Aan de secundaire kant zijn wikkelingen te zien met een diode en een condensator. Door de blokgolf aan de primaire kant ontstaat er inductie, en dus een spanning, aan de secundaire kant. De diode werkt als halffasige gelijkrichter en de condensator vlakt het signaal af tot een hoogspanning voor de zenderbuizen. De bovenste twee spoelen leveren beide 150VDC. Door deze in serie te schakelen wordt er 300VDC verkregen. 300VDC is voor groot zendvermogen en 150VDC is voor laag zendvermogen. Een relais schakelt deze spoelen in het geval van groot zendvermogen in serie. Ook de negatieve roosterspanning wordt zo gegenereerd. Terug naar de primaire kant... Links zijn drie transistoren te zien die transistor Q7 sturen. Als de spanning daalt (doordat de stroom toeneemt bij zenden) kan het schakelen van Q7 worden beïnvloed zodat de spanning gelijk blijft. De regeling is af te stellen via potmeter R15. Daarmee is de werkspanning te regelen. Vermoedelijk is de regeling ook temperatuur gecompenseerd. Er lijkt een temperatuurgevoelige weerstand R16 aanwezig te zijn, dat vermoedelijk de spanning terug regelt als de temperatuur stijgt. Dit laatste is echter een aanname en niet geverifieerd.
|
afbeeldingen van de voeding
|
Op bovenstaande afbeelding is de zijkant van de module zichtbaar. Weerstand R9, dat de gloeispanning stabiliseert, is goed zichtbaar. Deze is uitgerust met koelribben en aan het aluminium blok gemonteerd om de warmte weg te kunnen geleiden. De instelpotmeters R17,15 en 13 zijn goed zichtbaar. Deze potmeters zijn geborgd door middel van het zwarte aluminium blokje op de potmeter. Door het aandraaien van een borgboutje wordt het aluminium bovendeel iets gekanteld zodat de as van de potmeter geklemd wordt en daarmee niet meer kan verdraaien. Erg mooi gemaakt! Deze drie potmeters regelen respectievelijk de roosterspanning [R17], werkspanning hoogspanning eenheid [R15] en de gloeispanning [R13].
Op bovenstaande afbeelding is de andere kant van de voeding zichtbaar. Het "blok" met pennen aan de rechterkant zijn de aansluitingen van transformator T2. Als de afbeelding een kwartslag tegen de klok in wordt gedraaid, zijn de pennen zo georiënteerd dat links boven pen één is en rechtsboven pen vier. Van links naar rechts en van boven naar beneden zijn de zestien pennen geplaatst. Volgens het schema zou pen drie aangesloten moeten zijn, maar pen vier is aangesloten. Blijkbaar is er gebruik gemaakt van een hogere spanning in de regeling daar pen vier een aftakking verder ligt van pen drie (gezien van pen 15).
Vanaf de bovenkant is een mooi overzicht van de voeding te zien. Bovenaan zijn de drie afregel potmeters zichtbaar. Het grote blok is de transformator. De vier centraal geplaatst condensatoren zijn zichtbaar met links ernaast twee transformatoren (waarvan er één als spoel gebruikt wordt). Het meest belangrijk zijn wellicht de twee vermogens transistoren. De onderste schakelt de hoogspanning voeding en de bovenste regelt de gloeispanningsregeling.
|
spitten in het schema
|
Dezelfde avond moest ik elders een uur wachten dat een mooie gelegenheid was om het schema door te spitten. Opgemerkt is dat er twee schakelingen zijn waar vermoedelijk in één van de twee een kortsluiting zit. Logisch is het om daarom beide circuits afzonderlijk te testen op kortsluiting. Onwaarschijnlijk is het dat de gloeispanning regeling schade heeft opgelopen. De buizen kunnen tegen ompolen en kort overbelasting moet kunnen zonder schade. De transistoren kunnen niet tegen ompolen, maar omdat er (grote) weerstanden in serie geschakeld zijn, zullen deze de klap waarschijnlijk opvangen. 24VDC over 4K7 maakt ongeveeer 5mA kortsluiting. Dus als de transistoren alles door zouden laten, loopt er een stroom van 5mA. Beschadiging kan, maar is niet aannemelijk. In de andere schakeling voor de hoogspanning is het aannemelijker dat er een kortsluiting is. Als er een kortsluiting is (door bijvoorbeeld een slechte elco), zal de primaire kant naar behoren werken, maar is er geen/onvoldoende uitgangsspanning aan de secundaire kant. Oftewel, de fout zal waarschijnlijk niet aan de secundaire kant zitten omdat een fikse kortsluiting aan de secundaire kant niet zo veel effect zal hebben aan de primaire kant. Ik kan een lang verhaal kort maken, maar iemand met elektronica ervaring zal meteen Q7 verdenken van falen. De ene kant is verbonden met de massa en de andere kant is verbonden met 24VDC voedingsspanning. De rest van de regeling laat ik even buiten beschouwing. De 2N1358 is een forse transistor, maar 24VDC op maximale stroom ompolen is wel héél veel geweld waar de transistor niet op berekend is. Aannemelijk is het dat Q7 "overleden" is.
|
testen
|
Om de analyse te bevestigen/ontkrachten is testen nodig. Zoals gezegd is het verstandig om de twee schema's van elkaar te onderbreken en afzonderlijk te testen. Maar het is zo aannemelijk dat Q7 kapot is, dat het minder werk is om deze meteen te testen. Het massa contact is lastig los te nemen daar dit via de behuizing aan het frame gekoppeld is. Vandaar dat de "emitter" losgenomen zou moeten worden. De beste plek om dit te doen is door de rode draad van pen twee los te nemen van trafo T2. Deze pen is direct met de emitter van Q7 verbonden, dus verder hoeft er niets los genomen te worden. Met een multimeter is gemeten tussen de massa en de 24VDC ingang (pen 1 van T2) en de weerstand is vrij hoog. Dus geen kortsluiting meer. Met andere woorden, beide schakelingen zijn nu kortsluiting vrij. Bij het meten aan Q7 is inderdaad een bijzonder lage weerstand gemeten tussen de massa (collector) en de emitter (24VDC). Oftewel, kortsluiting. Q7 is dus kapot. Het vervangen van Q7 is geen garantie dat alles naar behoren werkt, er kan meer kapot zijn. Daarbij is een vervangende 2N1358 ook niet gratis. Een vervangende module kost minder dan €10,00. Vandaar dat ik besloten heb om de gehele module te vervangen en de kapotte module als reserve te houden. De nieuwe module is ondertussen besteld en de levering laat op zich wachten. Als de module binnen is zal ik dezelfde metingen herhalen om vast te stellen wat de juiste waarde van Q7 is en of de rest van de schakeling nog in orde is. Mogelijk repareer ik de oude module alsnog zodat er een werkende module op de plank ligt...
|
nieuwe voeding
|
Bij http://www.militaria4you.nl heb ik een voeding besteld en na betaling ontvangen. Het (b)lijkt een nieuwe voeding uit een voorraad van reserveonderdelen. De kapotte transistor blijkt lastig los te vinden te zijn en een nieuwe voeding is goedkoper. Het valt op dat de originele Q7 transistor 2N1358 vervangen is door een TK580040. Vermoedelijk is er ooit een productwijziging geweest en is dit het vervangende type voor Q7. Omdat in de originele documentatie over de 2N1358 wordt gesproken ga ik er van uit dat dit een nieuwere productie serie is. Dit wordt mede onderschreven doordat zenderdiode CR2 en CR4 vervangen zijn van een oud model naar een nieuwe glazen variant. Prettig is dat op de behuizing aangegeven is wat de instelwaarden zijn voor de potmeters, namelijk: R13 op +19VDC (gloeispanning), R15 op +300VDC (hoogspanning) en R17 op -25VDC (roosterspanning).
Bij het meten van de weerstand tussen aansluiting [1] (pen A; massa) en [81] (pen C; 24VDC ingang) is geen weerstand te meten. Dus hier is geen kortsluiting zoals bij de kapotte voeding wel het geval is.
Nb, de afscherming heeft op een hoek een klap gehad en is vervormd. Opslag van losse componenten is kwetsbaarder dan ingebouwd uiteraard. Dit blik zal nog vervangen worden door het originele blik zodat alles weer in nette staat is.
Op bovenstaande afbeelding is de toevoeging van een (zener?) diode zichtbaar tussen pen twee en drie van trafo T2 ten opzichte van het originele model.
Op bovenstaande afbeelding is het vergelijk tussen de oorspronkelijke en de nieuwe voeding goed zichtbaar. De originele Q7 is een 2N1358 en is in het nieuwere mode vervangen door een TK580040. De transistor is niet veel meer dan een "schakelaar" in deze toepassing, dus mogelijk is dit niet exact hetzelfde model, maar een goede vervanger.
|
nieuwe voeding testen
|
De nieuwe voeding is ontvangen en deze is getest alvorens plaatsen. Met een labvoeding is de module op spanning gebracht. Bij 1,5V is er al duidelijk een 13,5KHz toon hoorbaar van het schakelen van de spanning op trafo T2. Echter brandde R3 voor oververhitting door. De aanleiding van het doorbranden was een raadsel. Normaalgesproken kan een geschakelde voeding onbelast werken, maar daar twijfelde ik. Dit vermoeden is er omdat bij het schakelen tussen klein en groot zendvermogen niet alleen twee wikkelingen in serie worden gezet om de dubbele spanning te krijgen, bij klein zendvermogen wordt de ongebruikte wikkeling via een relais door een weerstand belast. Dat geeft de indruk dat de voeding (binnen een bepaald werkgebied) belast moet worden. Óf de module is kapot. R3 is uiteraard vervangen door een nieuwe weerstand van gelijke waarde.
analyse en metingen Omdat ik er niet uit kwam heb ik via www.zendamateur.com hulp gevraagd en gekregen. Op de vraag zijn diverse reacties gekomen met andere inzichten. PD7CW heeft (naast uitgebreide analyse van het probleem) het schema op een logischere manier weergegeven waardoor analyse van de mogelijk fout makkelijker wordt. Aannemelijk zou zijn dat condensator C3 kortsluiting heeft zodat de stroom door weerstand R3 te groot wordt met doorbranden als gevolg. Echter uit metingen blijkt dat de condensator in prima staat verkeert. Met een multimeter is geen lage weerstand waargenomen en met de Octopus Component Tester is ook het beeld van een goed werkende condensator zichtbaar.
Kortom, C3 is in orde. Het zou ook opmerkelijk zijn als dat het geval was, omdat de kwaliteit van de componenten bijzonder goed is.
De voeding is onbelast op de werkbank op 1,5V spanning gezet. Hierbij werkt de voeding wel, maar dan op een veel lagere spanning om schade te voorkomen. Daarop zijn op strategische punten metingen uitgevoerd met een scoop, maar zonder bijzonder resultaat. De spanningen en frequenties lijken naar verhouding in orde. Hieronder staat een afbeelding van één van de metingen. De frequentie is goed, dus de voeding schakelt wel naar behoren.
Wel valt op dat de spanning aan de secundaire kant, bij lage spanning aan de primaire kant, naar verhouding erg hoog is. Vooralsnog is er geen logische verklaring gevonden voor het doorbranden van R3.
warmtebeeld Om een beeld te krijgen bij wat er gebeurt, is een warmtebeeld opname gemaakt. Bij het voorzichtig opvoeren van de spanning valt op dat R3 (zoals verwacht) en R18 snel opwarmen, zelfs bij lage ingangsspanning.
R18 staat met instel potmeter R17 via een diode in verbinding met een secundaire wikkeling. Dit bevestigd het vermoeden dat de voeding juiste belast moet worden. De andere twee secundaire wikkelingen zijn namelijk bij het testen niet belast. De twee weerstanden die warm worden, zijn van de overige twee wikkelingen (primair en secundair). Dit duidt op een te grote stroom e.g. spanning op de secundaire wikkeling. Als de twee 150VDC wikkelingen niet belast worden, schiet de spanning van de overige wikkelingen omhoog met overspanning tot gevolg. Weerstand R18 krijgt een grote spanning en stroom te verduren en aan de primaire kant is de spanning van de meet wikkeling te groot zodat de regeling "uit de bocht vliegt". De aanname dat er een juiste belasting moet zijn, wordt hiermee bevestigd. En dit kan betekenen dat de voeding naar behoren presteert, alleen niet nu omdat de condities niet goed zijn.
|
referentie meting
|
Om de voeding te kunnen testen, moet deze juist belast worden. Om deze belasting te kunnen bepalen moet er een stroom en spanning meting worden uitgevoerd aan een werkend circuit. Op basis van de spanning en stroom kan de weerstand waarde worden bepaald. De voeding kan dan kunstmatig met weerstanden worden belast om er aan te kunnen meten. Daarom is een andere SEM25 gebruikt om de waarden te kunnen bepalen. Voordat deze test gestart is, is de goede voeding van de werkende in de kapotte SEM25 gezet om te kijken of dat iets oplevert. Dat is een snelle test, maar risicovol omdat ook de goede voeding kapot kan gaan als er ergens anders in de zender nog een andere fout/kortsluiting is. Vandaar dat de spanning voorzichtig is opgevoerd. De voeding is geplaatst in de onder module en de spanning is opgevoerd. Bij 2V is de hoogspanning voeding hoorbaar aan het 13,5KHz signaal! Aangezien de rest nog niet aangesloten is, klopt hier iets niet. De hoogspanning voeding mag pas voeding krijgen als de hoofdschakelaar van ontvangen naar zenden wordt gezet. De hoogspanning voeding krijgt al 24V, zelfs als de hoofdschakelaar uit staat/niet aangesloten is! Dit duid op een tweede initiële fout.
|
relaisbox
|
Tussen de voeding en de ingangsspanning zit één relais, dus die fout is eenvoudig. Volgens het schema moet het relais K4 zijn omdat dat de enige koppeling is tussen de ingangsspanning en de voeding.
Met het meten aan connector P1 van de relaisbox is de fout al vast te stellen. De relaisbox is geopend en er is direct aan K4 gemeten. Het blijkt inderdaad dat het betreffende contact vast zit en niet meer schakelt bij belasten van de spoel. Gelukkig heb ik hetzelfde model relais (toevallig) op voorraad. Echter is de originele 875 Ohm en de vervanger is 5K Ohm. Omdat relais K4 wordt aangestuurd door een transisitor schakeling, weet ik niet wat het effect van de andere weerstand is. Vandaar dat ik relais K1 naar positie K4 het geplaatst en het nieuwe relais naar de positie van K1. K1 wordt namelijk met een hoog/laag signaal van 24V geschakeld en het verschil in weerstand is hierbij niet relevant. K1 is voor het op afstand uitschakelen van de SEM25. De kans dat dit contact benut wordt is ook nihil... Het binnenwerk van de relaisbox is hieronder weergegeven.
|
testen
|
Na een korte test blijkt dat het relais goed functioneert en de hoogspanning voeding is geplaatst. De rest van de zendontvanger is aangesloten en de hoofdschakelaar is op zenden gezet. Daarbij wordt de voeding belast en de gloeidraden van de buizen beginnen te gloeien. Dus de voeding werkt want deze is voorzien van 24VDC en er is geen 13,5KHz toon te horen. Blijkbaar is de voeding juist belast en in balans. Bij het inschalen van de eindtrap met de PTT knop, heeft de vermogensmeter een goed signaal en de voeding blijft stabiel. Kortom, test geslaagd.
|
oorzaak analyse
|
Met enige zekerheid is de oorzak van de problemen redelijk goed te herleiden. Transistor Q7 van de hoogspanning voeding is kapot gegaan (mogelijk door ompolen) en heeft een grote kortsluiting. De stroom is zo groot dat het relaiscontact van de voeding vast smelt. Dus er is niet één fout, maar twee fouten waarnaar gezocht moet worden.
|
analyse foutopsporing
|
Het vinden van de fout bevat fouten. In de eerste plaats is het te verwachten dat een relais vast smelt bij kortsluiting, dus dat was eigenlijk al een hint. Daarbij was bekend dat de kortsluiting verdween als de voeding óf de relais module werd verwijderd. Daarbij is over het hoofd gezien dat de hoofdschakelaar het voedingsrelais moet sturen om een doorgang van spanning te verlenen.
|
conclusie
|
De fout is gevonden, het probleem is opgelost en de SEM25 werkt weer. Het opsporen van de fout bevatte onvolkomenheden, maar het gewenste resultaat is bereikt.
|
|